Het Kazerne Dossin Memorial en Museum herdenkt een zeer specifiek soort bedrijvigheid: de afslachting.
In 1835 werd de eerste spoorlijn op het Europese vasteland aangelegd tussen Brussel en Mechelen, een traject dat nu vijfentwintig minuten duurt vanaf Brussel Zuid. Het is een spoorweg die een duister geheim verbergt.
Meer dan 100 jaar na de inhuldiging van de spoorweg gebruikten de nazi-bezetters van België de lijn om 25.484 Joden en 352 Roma te deporteren naar de vernietigingskampen van Polen, voornamelijk Auschwitz-Birkenau. 1.274 keerden terug. Dat is slechts één op elke twintig (5%) gezichten die over de vier verdiepingen van de moderne tentoonstellingsruimte naar je staren.
Naast het Memorial, gelegen in de 18e eeuwse kazerne, waarin de gedeporteerden werden opgesloten, is het belangrijkste doel van het Kazerne Dossin Museum om een gezicht te geven aan de anonieme statistieken die deze personen werden. De ontmenselijking van de slachtoffers wordt zo tenietgedaan en het portret wordt een echte persoon, geen nummer.
Ondanks het complexe en emotionele onderwerp is Kazerne Dossin een museum dat zich rechtstreeks bezighoudt met de verloren erfenis van de tienduizenden die werden getransporteerd en gedood. Kazerne Dossin is in de eerste plaats een gedenkteken voor de doden geworden. Het functioneert met een tweeledig doel, zowel educatief als emotioneel.
De moderne gevel van het museum, ontworpen door Bob Van Reeth, stelt een blanco wit blok voor dat uitkijkt over de tegenoverliggende kazerne. Het doet denken aan de witte grafstenen die het platteland van Noord-Frankrijk en Vlaanderen zo domineren. Het Museum en Memorial zijn geen twee verschillende entiteiten, maar vormen één samenhangende site. Ze staan in wisselwerking met elkaar en vormen een architecturaal grafschrift voor de doden.
Het museum slaag erin om zowel beklijvend te zijn – cfr. de namen van de gedetineerden voorgelezen door schoolkinderen in een Herdenkingsdag stijl catalogus – als intens. Want de voetafdrukken van degenen die verloren zijn gegaan worden hersteld in de historische realiteit.
Dit zijn de namen en gezichten van degenen die onder het mom van dwangarbeid naar Dossin werden opgeroepen. Vervolgens werden ze tussen juli 1942 en september 1944 op 28 transporten gehesen, per duizend tegelijk. Dit was vóór Transport XX in april 1943, waarbij de wagens werden vervangen door veewagens, waardoor er 1.631 mensen konden worden vervoerd.
Grotendeels door dapperheid, sluwheid en menselijke daadkracht overleefden 151 van de 1.631. Anderen hadden niet zoveel geluk; de transporten III en IV namen 2.000 mensen mee. Slechts 5 overleefden. In een verslag van de Belgische spoorwegmaatschappij staat te lezen: “Nadat de trein was vertrokken, werden er overal langs de sporen lichamen gevonden… Om onaangenaamheden met de bezetter te voorkomen, werd het onderzoek… tot een minimum beperkt.” De meesten werden doodgeschoten door de SS-troepen die het commando hadden over de trein.
Kazerne Dossin en het thema van de collaboratie
In dit verslag wordt een belangrijk thema van het museum aan de orde gesteld. Het idee van collaboratie onder de bezetting en in welke mate de Belgen hun eigen lot in handen hadden tijdens de Duitse bezetting.
De grondwettelijke kwestie wordt grotendeels vermeden, hoewel Koning Leopold III na de capitulatie van zijn leger in België bleef. Eenmaal bezet, evolueert er een netwerk van verschillende methodes die eigen zijn aan elke stad.
Terwijl Brussel een relatieve verdediger van de joodse bevolking lijkt na de weigering om de Gele Ster in te voeren, een symbool dat in 1942 aan elke Jood werd opgedrongen, gaf de stad onlangs haar medeplichtigheid toe aan de registratie van 5.640 Joden die de deportatie bespoedigden.
Antwerpen, in de meer Vlaams nationalistische provincie, leidde de opkomende golf van de antisemitische invasie. Terwijl de Brusselse burgemeester, Jules Coelst, weigerde de stadspolitie te betrekken bij invallen bij de joodse bevolking, deden dergelijke invallen zich binnen Antwerpen wel voor.
Kazerne Dossin – de geschiedenis als spiegel voor het heden
De inleidende video brengt de geschiedenis van het antisemitisme in kaart vanaf de vroeg-christelijke periode tot het einde van de jaren twintig. De inleiding geeft een goed overzicht van de genocide en actualiseert de Holocaust in de modernere context van Rwanda’s bloedbaden tussen verschillende stammen in 1994.
Misschien kan het museum nog een stap verder gaan en zijn bezoekers informeren over de huidige wereldwijde conflicten. Hoewel het niet in de missie van het museum ligt om politieke doelen te behelzen, zou een blik op de huidige problemen kunnen dienen als een dialoog met het verleden. Een affectief gedenkteken zou dan misschien een effectieve spiegel voor het nu kunnen worden en op die manier mensen nog meer aanspreken en gidsen.